Stilletjes sluip ik de trap af. Ik maak het licht aan in de keuken. Het lijkt wel alsof de tijd stilstaat. Rijen koperen pannen tegen de muur, faiencemokken, kopjes en borden op de rekken ... [+]
Translated by Katelijne De Vuyst
Hij kon het nog steeds niet geloven. Hij had er zo naar verlangd, en uiteindelijk was ze teruggekeerd. Jeanne was er, op het terras, languit op een chaise longue. Ze was zo mooi. De wind tilde zachtjes de stof van haar blauwe jurk op, de japon met de fijne schouderbandjes die hij haar tijdens een uitstapje naar Biarritz had gegeven. Hij zou graag naar haar toe gaan, haar hand vasthouden en samen met haar kijken naar de bloeiende kersenboom, die zo prachtig was in dit seizoen. Maar eerst moest hij alles laten verdwijnen, elk spoor uitwissen en alles vergeten, alsof het nooit was gebeurd.
‘Ik ben zo meteen terug, het duurt maar eventjes', zei hij.
Hij liep achterom, stak de binnenplaats over en liep de stenen trap af. De zware deur piepte toen hij haar openduwde en hij moest kokhalzen. De benauwde lucht in de kamer leek naar bloed te stinken. Een scherpe, walgelijke geur die zich vermengde met die van het bleekwater. Op de tast vond hij de schakelaar. De tl-lampen verspreidden een vaal licht. Hij voelde zich opeens bedrukt in dit vertrek met zijn witte tegels en muren waarin het kleinste geruchtje weergalmde. Hij rilde bij het idee dat hij zich zo lang had opgesloten tussen deze vier muren. Vele uren die hij had doorgebracht, gebogen over de metalen tafel waar hij de lichamen had versneden. Met precieze, methodische gebaren die hij keer op keer herhaalde. Het was een paar maanden na Jeannes vertrek begonnen. Was het vanwege haar afwezigheid, het verdriet en de woede die hij in zijn binnenste had gevoeld? Hij kon het onmogelijk zeggen. Op een avond was er die klik geweest bij het zien van de benen van een jonge vrouw in een kroeg. Hij was overhaast weggegaan, ontsteld door zijn gedachten en de emoties die ze in hem losmaakten. De obsessie had hem dag en nacht bezeten, tot hij tot de daad was overgegaan.
Altijd hetzelfde scenario. De vrouwen gadeslaan, hen aandachtig opnemen. Haar uitkiezen die het best beantwoordde aan het beeld. Dat was cruciaal, hij mocht zich niet vergissen. Daarna kwam de fase van de verleiding. De langzame kennismaking. Vertrouwen wekken. Rekenen op zijn charme en gebruikmaken van zijn talent om ze te laten lachen. Hij drong nooit aan. Zij waren het die besloten met hem mee naar huis te gaan. Alles speelde zich af in de logeerkamer. Hij had het nooit kunnen doen in de kamer die hij vroeger met Jeanne deelde. Geen seksueel contact. Hij begeerde ze niet. Het doden zelf moest snel gaan. Amper had de vrouw zich uitgekleed of hij ging achter haar staan en spande met een korte ruk het snoer om haar hals aan. Geen plezier, geen opwinding. Op dat ogenblik werd hij een automaat, alsof hij niet langer meester was van zijn lichaam en geest. Het vervolg speelde zich af in het vertrek met de witte muren. Het werk van een kunstenaar. Het lichaam zorgvuldig versnijden, daarna verschillende gipsen afgietsels maken. Ze moesten perfect zijn. Vervolgens de huid van het vlees losmaken, reinigen, behandelen en zachtjes modelleren. In vervoering, ja hij was in vervoering wanneer hij zich waagde aan de tijdrovende arbeid, die concentratie en handigheid vereiste. Hij kon onmogelijk het gevoel onder woorden brengen dat hem op dat moment overviel. Het was bijna goddelijk.
Gewelfde benen, Egyptische voeten, handen met lange pianistenvingers. Allengs, naarmate de maanden verstreken, had zijn verzameling alle rekken in beslag genomen. Mooie trofeeën die hij met witte lakens bedekte om ze tegen het stof te beschermen.
Roerloos staarde hij naar de leeggemaakte rekken. Dat was allemaal voorbij. Een intermezzo in zijn leven. Door Jeannes terugkeer was hij tot rust gebracht. Hij was weer de man geworden die hij vroeger was geweest, aardig, attent. Schriftjes, instrumenten, producten, hij gooide ze allemaal in plastic zakken. Het moest snel gaan, Jeanne zou zich vragen kunnen stellen als hij te lang wegbleef. Hij sloot het piepkleine raampje, de opening die hij had moeten maken vanwege de walgelijke stank van het rottende vlees en de giftige producten. Door de ruit keek hij naar het bloembed. Daar lagen ze, iedere vrouw gehuld in een wit laken. Mooie graven waarop hij zaadjes had gestrooid. Korenbloemen, klaprozen, boterbloemen, komkommerkruid, cosmos. Een weelde aan veldbloemen, allemaal om te mooier.
Hij wierp nog een laatste blik in de kamer en draaide de deur op dubbel slot. Hij wist dat hij geen voet meer zou zetten in het vertrek met de witte muren. Hij liep de trap op naar de keuken, waste zijn handen, zette alles voor het aperitief op een dienblad en begaf zich naar het terras. ‘Ik heb een Viré-Clessé gekozen, je lievelingswijn', zei hij. Hij ontkurkte de fles, vulde twee glazen en zette er een op het tafeltje naast zijn vrouw. Hij had haar zo gemist. ‘Je bent mooi', fluisterde hij terwijl hij een blonde haarlok achter haar oor streek. Hij ging naast haar liggen, pakte haar hand vast en glimlachte. Een dom auto-ongeluk, maar hij had de dood overwonnen. Jeanne was teruggekeerd. Alleen was hij er niet in geslaagd haar haar lachende ogen terug te geven. Hij had een hekel aan de twee glazen knikkers die door haar zonnebril verhuld werden.