Also available in
GermanTranslated by Katelijne De Vuyst
Hij hield zijn vinger lang op de pols van zijn slachtoffer gedrukt. Precies op de plek waar het leven klopt en in je duim kriebelt. Toch als het leven nog altijd aanwezig is. Daarna drukte hij twee vingers tegen haar hals. Hij wist niet goed waarom hij dat deed, hij had het gebaar gezien in een aantal saaie tv-reeksen. Om de dood vast te stellen vertrouwde hij meer op de warmte die uit het lichaam verdwenen was.
Eind goed, al goed, dacht hij.
Hij had zo vaak gedroomd van dit levenloze lichaam dat nu voor hem lag, dat hij zich in gedachten onophoudelijk in de arm kneep om het te kunnen geloven. Dat deed hij door zijn ogen zo stijf dicht te houden dat het pijn deed, waarna hij ze weer opende en het lijk zag. Hij verliet het appartement, daarna het chique gebouw aan de boulevard Exelmans en begaf zich naar de Porte de Saint-Cloud, waar hij de eerste de beste kroeg binnenliep. Hoewel de dag nog maar net was aangebroken, bestelde hij een coupe champagne waarvan hij slechts één teug dronk. Hij duwde het glas weg en vroeg een grote kop koffie met een mandje croissants. Hij had honger gekregen van de doorstane emoties.
Hij had het gedaan. Hij had zijn graal gevonden en het speet hem dat hij zijn geluk en trots niet voor de hele wereld kon uitschreeuwen. De volmaakte misdaad was vakkundig bedacht en begaan door hemzelf, Alex Spoormakers. Hij genoot bij voorbaat van het telefoontje waarmee hij de hulpdiensten en de politie straks zou waarschuwen. Hij verlustigde zich nu al in het bezoek dat ze zouden brengen aan het appartement waar alles hem beschuldigde. Waar alle voorwerpen, alle meubelen onder zijn vingerafdrukken en DNA zaten.
Hij had het gedaan. Het verdriet waardoor zijn gezicht heel even betrok, werd door een glimlach verjaagd. Hij moest dat masker een paar dagen weten te dragen, minstens tot de uitvaart! Ach! Wat snakte hij naar het moment waarop het oude kreng in aanwezigheid van haar hatelijke familie onder de grond zou verdwijnen!
Hij had het gedaan. Hij greep weer naar de champagne, bevochtigde zijn lippen en duwde het glas opnieuw weg. Hij stond op, slalomde tussen de paupers die hun ochtendkoffie oplebberden en liep naar het toilet achter in de eetzaal om te pissen. Hij had het gevoel dat hij meer urine loosde dan wat hij had gedronken. Met een brede glimlach plaste hij een heel leven van leugens uit. Als een dronkenlap leunde hij met zijn hoofd tegen de muur en deed niet langer zijn best om naar de wc-pot te mikken.
Hij had het gedaan. Hij ritste zijn gulp dicht, liep de Rue Michel-Ange op en de twee verdiepingen die hem weer op de plaats van zijn misdaad lieten belanden. Om de haverklap keek hij naar zijn slachtoffer en meende dat hij een lijkgeur kon waarnemen, die zich in de kamer begon te verspreiden. Wat had hij een hekel aan dit vertrek en zijn inrichting! Alles stonk naar het oude kreng, zelfs de gordijnen en de antieke wekker die op een houten siertafeltje de tijd aangaf.
Hij had het gedaan. Hij ging naast haar op het bed zitten en snoof de lucht nogmaals krachtig op. Ja – een dikke groene vlieg scheerde brommend langszij –, de geur was een betrouwbaardere aanwijzing dan het nauwkeurigste verslag van een wetsdokter. Hij stond op om het raam te sluiten, wierp een blik op straat en dacht terug aan het verre verleden, helemaal aan het begin van dit verhaal. Hij was zijn slachtoffer exact tweeëndertig jaar en honderdtwaalf dagen geleden tegengekomen aan de voet van het chique gebouw. Hij had haar voor het eerst gezien in de kleine kruidenierszaak waar hij straks om melk zou gaan. De dure ringen die om haar vingers zaten, hadden haar lot bezegeld. Hij was haar onopvallend gevolgd om te weten waar ze woonde. Hij had er daarna voor gezorgd dat hij haar voortdurend tegen het lijf liep. Hij glimlachte haar toe, hielp haar haar tassen te dragen als ze er te zwaar uitzagen. Hij had haar telkens opnieuw gevolgd. Ze ging vaak naar de boekhandel, dus vertoonde hij zich geregeld met een boek onder zijn arm. Hij had zijn liefde voor boeken aan haar te danken. Hij had er zeven maanden over gedaan om haar in zijn bed te krijgen en een paar uur minder om haar voor de burgemeester van het arrondissement te laten verschijnen. Hij was achttien jaar jonger dan zij.
Zijn misdaad loonde, dat kon hij niet ontkennen. Een mooie levensverzekering, een appartement van honderddertig vierkante meter op de boulevard Exelmans, de huuropbrengst van drie flats in Parijs en, om zijn geluk volledig te maken, een mooi fortuintje bij de Crédit Lyonnais. Maar niemand zou hem ooit ontmaskeren. De volmaakte misdaad, ja. Hij had net zijn vierenzestigste verjaardag gevierd, zij zou in maart tweeëntachtig zijn geworden. Geduld en volharding, zijn twee grootste kwaliteiten. Zijn demonische plan had perfect gewerkt. Ze was van ouderdom gestorven.
Chichi, het pinscherteefje, bleef maar janken. Dat gejank had hem ’s ochtends gewekt. Ze hield haar snuit tegen de wang van haar vrouwtje gedrukt en keek hem met een dwaze blik aan, alsof ze om hulp smeekte, die hij niet wilde bieden. Nu was zij aan de beurt. Voor het beestje zorgen, hij dacht er niet aan. Er groeiden een paar grijze haren om haar snuit. Ze zouden de klus samen klaren, hij en zijn trouwe bondgenoot… de tijd. Hij gaf het jankende mormel hooguit nog twee jaar te leven. Hij zou haar wel krijgen, maar eerst en vooral moest hij haar uitlaten voor een plasje. Hij zou de hulpdiensten bellen zodra hij terug was. Hij stond op en liep naar de kapstok om de riem te pakken.